Van wagen tot kantoorbenodigdheden: zo optimaliseert u uw beroepskosten

Wie zijn werkelijke beroepskosten fiscaal inbrengt, doet er goed aan alle mogelijke kosten te benutten. Een overzicht van de belangrijkste kostenposten.

Om uw werkelijke beroepskosten fiscaal in te brengen, volstaat het om het totaalbedrag in uw aangifte te vermelden. Maar achter dat ene cijfer gaat heel wat werk schuil. U moet al uw kosten in kaart brengen én u moet ze kunnen aantonen met bewijsstukken. Ook al bent u strikt genomen niet verplicht een detail van uw werkelijke beroepskosten mee te sturen met uw aangifte, toch doet u er goed aan dat spontaan wel te doen. Uw aangifte zal dan sneller worden verwerkt.

Opgelet: kosten die uw werkgever of bedrijf terugbetaalt, mag u niet inbrengen als werkelijke beroepskosten. Dat geldt zowel voor de terugbetaling van specifieke kosten als voor forfaitaire kostenvergoedingen, zoals de thuiswerkvergoeding.

Gebruikt u iets deels privé en deels voor uw beroep, dan moet u die uitsplitsing maken en mag u alleen het beroepsgedeelte fiscaal inbrengen. Een overzicht van de belangrijkste kostenposten vindt u hierna.

1. Woon-werkverkeer

Voor werknemers die ver van het werk wonen, is het woon-werkverkeer een belangrijke kostenpost. Wat u fiscaal kunt inbrengen, hangt af van het transportmiddel. Gebruikt u verscheidene vervoersmiddelen, dan mag u de diverse aftreksystemen combineren. Opgelet: voor alle andere vervoersmiddelen dan uw auto moet u voor hetzelfde kostensysteem kiezen: ofwel het forfait per kilometer, ofwel

  • Eigen wagen of deelwagen

Ook al bewijst u uw werkelijke beroepskosten, toch mag u voor uw woon-werkverkeer slechts 15 cent per kilometer inbrengen. Alleen het volledige bedrag aan intresten op een autolening kan daar nog bovenop komen. De berekeningsformule is 0,15 euro per kilometer x aantal kilometers van een enkel traject x het aantal trajecten per dag x het aantal werkdagen voor dat jaar. Er is geen kilometerbeperking per dag.

15 cent

Ook al bewijst u uw werkelijke beroepskosten, toch mag u voor uw woon-werkverkeer met de auto maar 15 cent per kilometer inbrengen.

U hoeft niet noodzakelijk de kortste weg naar het werk te nemen. Het moet het ‘normale’ traject zijn, rekening houdend met de afstand, de verkeersdrukte, de aard van de weg en de duur van de verplaatsing. Als u bijvoorbeeld tijdens de middagpauze thuis gaat eten, mag u ook dat traject inbrengen. Een omweg om de kinderen naar school te brengen is een privéverplaatsing en telt dus níét mee.

De wagen moet niet noodzakelijk op uw naam zijn ingeschreven. Het kan ook gaan om die van de partner met wie u gehuwd bent of wettelijk samenwoont, of om de auto van uw ouders. Ook als u een deelwagen gebruikt – bijvoorbeeld via Cambio of Poppy – geldt dezelfde regeling.

  • Bedrijfswagen

Ook als u kosteloos een bedrijfswagen – al dan niet met tankkaart – van uw werkgever of vennootschap ter beschikking krijgt, mag u 15 cent per kilometer inbrengen. Maar er is een plafond: de beroepskosten mogen nooit meer bedragen dan het belastbare voordeel van alle aard (het forfait waarop de belasting voor het privégebruik wordt berekend), verhoogd met een eventuele eigen bijdrage voor het privégebruik.

  • Motor

Motorrijders mogen ook 15 cent per kilometer inbrengen, zij het geplafonneerd tot 100 kilometer per enkele rit. Daarbovenop kan het volledige bedrag aan financieringskosten komen.

Motards kunnen er ook voor kiezen om de werkelijke beroepskosten voor 100 procent in te brengen. Het gaat onder meer om de brandstofkosten, de verkeersbelasting, de verzekeringskosten, kosten voor onderhoud en herstelling, specifieke motorkledij, het motorslot en de koffer. De gebruikelijke afschrijvingstermijn voor een nieuwe motor bedraagt 5 jaar (3 jaar voor een tweedehands exemplaar); die voor de uitrusting 3 jaar.

  • Openbaar vervoer

U hebt de keuze tussen enerzijds de werkelijke kosten van een abonnement voor trein, tram of bus en anderzijds een kostenforfait van 15 cent per kilometer, geplafonneerd tot 100 kilometer per enkele rit.

  • (Bedrijfs)fiets

Wie met zijn eigen (elektrische) fiets, speedpedelec of met een deelfiets naar het werk gaat, heeft de keuze tussen een kostenforfait van 25 cent per kilometer (27 cent voor de belastingaangifte van volgend jaar) of de werkelijk gemaakte kosten. Die laatste omvatten onder meer onderhouds- en herstellingskosten, afschrijving van de fiets (minstens 3 jaar, doorgaans 5 jaar), een helm, fietskledij, (hand)schoenen, slot, financieringen en pechverhelping. Dat geldt ook voor een bedrijfsfiets die door uw werkgever of vennootschap ter beschikking wordt gesteld aan u, voor zover de werkgever niet instaat voor het onderhoud.

Weet dat een fietsvergoeding van 25 cent betaald door uw werkgever vrij van sociale en fiscale lasten blijft, zelfs als u uw werkelijke beroepskosten bewijst.

  • Te voet

Als u naar het werk wandelt, mag u 15 cent per kilometer inbrengen. Eerder ongebruikelijk, maar ook hier kunt u ervoor kiezen om uw werkelijke kosten – zoals schoenen en een regenjas – voor 100 procent in te brengen.

  • Taxi

Taxikosten zijn voor 75 procent aftrekbaar.

HANDIG!

Bereken uw werkelijke beroepskosten met de rekenmodule op www.netto.be/beroepskosten. U kunt er ook een document afdrukken dat u vervolgens bij uw aangifte kunt voegen.

2. Professionele verplaatsingen

Rijdt u voor uw werk naar klanten, een vergadering buiten het kantoor of een externe opleiding? Ook voor professionele verplaatsingen tijdens de werkuren hangen de werkelijke beroepskosten af van het vervoermiddel.

  • Eigen wagen

De intresten op een autolening en de kosten voor een laadstation voor een elektrische of hybride wagen zijn voor 100 procent aftrekbaar.

Voor de overige kosten hangt het aftrekpercentage af van de CO2-uitstoot van uw wagen. Denk maar aan de afschrijving van uw auto (doorgaans op vijf jaar), verzekeringspremie, brandstof- en onderhoudskosten, verkeersbelasting, parkingkosten, kosten voor de technische controle, carwash, huur of afschrijving van een staanplaats/garage, sleepkosten en pechverhelping.

Het aftrekpercentage wordt berekend volgens de formule: 120 procent – (0,5 procent x coëfficiënt x aantal gram CO2 per kilometer). De coëfficiënt bedraagt 1 voor voertuigen die alleen op diesel rijden, 0,90 voor voertuigen op aardgas met een fiscale pk van maximaal 12, en – ten slotte – 0,95 voor alle andere. Het berekende aftrekpercentage kan niet lager zijn dan 50 procent en niet hoger dan 100 procent. Dat hoogste percentage is er voor elektrische wagens. Op de algemene regel zijn er enkele uitzonderingen:

Voor auto’s waarvan de koop- of leaseovereenkomst vóór 1 januari 2018 werd getekend, blijft de aftrek minimaal 75 procent.

Voor hybride wagens – die een verbrandings- en elektrische motor combineren – maakt de fiscus een onderscheid tussen ‘echte’ en ‘valse’ hybrides. De CO2-uitstoot van die laatste is op papier doorgaans een stuk lager dan de werkelijke uitstoot, omdat de batterij vaak onvoldoende capaciteit heeft. Voor dergelijke valse hybrides die aangekocht, geleased of gehuurd zijn na 1 januari 2018 wordt gerekend met de CO2-uitstoot van het overeenstemmende model met uitsluitend een diesel- of benzinemotor. Bestaat er geen overeenstemmend voertuig, dan wordt de uitstootwaarde van de plug-inhybridewagen met 2,5 vermenigvuldigd.

Voor vervuilende wagens met een CO2-uitstoot van meer dan 200 gram per kilometer of waarvan de Dienst voor Inschrijvingen van Voertuigen (DIV) de CO2-uitstootgegevens niet kent, is het aftrekpercentage beperkt tot 40 procent, ongeacht de aanschafdatum.

De volgende jaren wordt de autofiscaliteit grondig hertekend. Vanaf 1 januari 2026 zullen alleen nog emissievrije wagens fiscaal aftrekbaar zijn. Voor auto’s met een verbrandingsmotor die aangekocht, gehuurd of geleased worden tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 geldt er een overgangsregeling. De aftrek wordt geleidelijk beperkt: tot 75 procent in het aanslagjaar 2026, 50 procent in het aanslagjaar 2027, 25 procent in 2028 en 0 procent in 2029.

Bovendien wordt voor hybride wagens, aangekocht sinds 1 januari 2023, de aftrek van de brandstofkosten beperkt tot 50 procent. De elektriciteitskosten blijven wel volledig aftrekbaar.

  • Bedrijfswagen

Wie een bedrijfswagen met tankkaart heeft, mag geen autokosten voor professionele verplaatsingen inbrengen. Hebt u geen tankkaart, dan kunt u de brandstofkosten inbrengen.

  • Motor, openbaar vervoer, (bedrijfs)fiets, deelfiets en te voet

De werkelijke kosten zijn volledig aftrekbaar als beroepskosten.

  • Taxi

Taxikosten zijn voor 75 procent aftrekbaar.

3. Publiek laadstation

Eenmanszaken en vennootschappen die investeren in een publiek toegankelijk laadstation voor elektrische wagens hebben recht op een tijdelijk verhoogde aftrek. Voor investeringen tussen 1 september 2021 en 31 maart 2023 is er een verhoogd afschrijvingspercentage van 200 procent van het laadstation en de bijkomende kosten die samen met het laadstation worden afgeschreven (bekabeling, aanpassing elektriciteitskast…). Voor de investeringen tussen 1 april 2023 en 31 augustus 2024 wordt dat 150 procent.

Het laadstation moet wel aan enkele voorwaarden voldoen. De belangrijkste is dat het gaat om een laadpaal die publiek toegankelijk is: iedereen moet er kunnen laden. Voorts moet het gaan om een ‘intelligent’ station, dat digitaal gekoppeld is aan een beheersysteem dat de laadtijden en het laadvermogen aanstuurt. En de laadinfrastructuur moet lineair over minstens vijf belastbare tijdperken worden afgeschreven.

De kostenaftrek kan niet gecumuleerd worden met een investeringsaftrek.

Let op! Als u de uitgaven voor een laadstation inbrengt als werkelijke beroepskosten, kunt u voor dezelfde uitgaven  geen belastingvermindering  meer aanvragen. Wel kunnen de kosten worden opgesplitst, zodat een deel van de kosten als werkelijke beroepskosten wordt gezien, terwijl voor het overige deel een belastingvermindering kan worden aangevraagd.

4. Kantoorgebouw

Een (thuis)kantoor, winkel of bedrijfsgebouw is een beroepskost.

  • Huurders brengen (een deel van) de betaalde huur in.
  • Eigenaars kunnen (een deel van) de onroerende voorheffing, de gemeente- en provinciebelastingen en intresten van een hypothecaire lening inbrengen. De prijs van het gebouw mag over 33 jaar worden afgeschreven, de grond niet. Bijkomende kosten – zoals notariskosten, architectenhonoraria en registratiebelasting – mag u ofwel in één keer als aftrekbare beroepskosten opnemen, ofwel mee afschrijven met het gebouw.

Ook andere kosten die verband houden met het gebouw zijn beroepskosten. Denk aan de premies voor een brand- en diefstalverzekering, verwarming, elektriciteit, water en onderhoud.

Voor zelfstandigen en vrije beroepers is er voor specifieke beveiligingskosten een verhoogde aftrek van 120 procent.

Gebruikt u maar een deel van het gebouw professioneel? Er is een beperking in verhouding tot de oppervlakte. U moet dan de uitsplitsing maken tussen het privé- en het beroepsgedeelte.  Ook voor een thuiskantoor kunt u kosten inbrengen.

5. Kantoorbenodigdheden

Kleine kantoorbenodigdheden, zoals papier, schrijfgerei, onderhoudsproducten, telefoon- en internetkosten… mag u integraal inbrengen, op voorwaarde dat ze verband houden met uw beroepsactiviteit.

Computers, software, smartphones en meubilair moet u afschrijven, doorgaans tegen een jaarlijks afschrijvingspercentage van 33 procent.  Ook de kantoorbenodigdheden in een thuiskantoor kunt u fiscaal inbrengen.

6. Personeel

De kosten voor personeel, jobstudenten, een meewerkende echtgenoot enzovoort zijn 100 procent beroepskosten. Het gaat onder meer om bezoldigingen, sociale lasten, werkgeversbijdragen en -premies voor aanvullende verzekeringen, pensioenpremies en RSZ-bijdragen.

7. Honoraria en fiscaal advies

De honoraria van een advocaat, boekhouder of accountant mag u alleen inbrengen als er een link is met uw beroepsactiviteiten. U moet dus kunnen aantonen dat de kosten gedaan of gedragen zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Het kan bijvoorbeeld gaan over uw boekhouding, loonfiches en administratie van uw socialezekerheidsverplichtingen.

Over de kosten voor fiscaal advies bestaat er discussie. Volgens minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) zijn de kosten gerelateerd aan assistentie bij uw fiscale verplichtingen – zoals uw belastingaangifte invullen – niet aftrekbaar als beroepskosten. Hij stelt dat die kosten immers niet zijn gemaakt voor het verwerven of behouden van uw beroepsinkomsten. Maar is dat niet wat kort door de bocht? Uit recente rechtspraak blijkt dat als de kosten inherent zijn aan de uitoefening van de beroepswerkzaamheid, ze wél aftrekbaar kunnen zijn als beroepskosten.

8. Restaurant

Een zakendiner is voor 69 procent aftrekbaar.

9. Vakliteratuur

Alleen als er een rechtstreekse link is met uw beroep mag u de aankoop van boeken, tijdschriften, magazines… inbrengen. In de praktijk wordt de aftrek van kranten vaak verworpen.

10. Bijkomende opleiding

Ook om een bijkomende opleiding, studiereis, buitenlands congres en seminarie fiscaal in te brengen, is een link met uw huidige beroepsactiviteit vereist. Een opleiding die een carrièreswitch mogelijk maakt, zal de fiscus verwerpen.

11. Publiciteit

De kosten voor reclameartikelen zoals balpennen, aanstekers, agenda’s, kalenders… zijn in principe volledig aftrekbaar. Dat geldt ook voor sponsoringkosten, op voorwaarde dat u kunt aantonen dat die bijdragen tot de bloei van uw zaak. Abonnementen voor sportieve of culturele manifestaties zijn eveneens voor 100 procent aftrekbaar.

12. Receptiekosten of relatiegeschenken

Relatiegeschenken en receptiekosten voor de ontvangst van (potentiële) klanten, leveranciers, zakenrelaties en andere personen in uw lokalen of ergens anders (niet op restaurant) kunt u voor 50 procent inbrengen. Receptiekosten zijn bijvoorbeeld de kosten voor een traiteur, dranken en voedingswaren, bloemen, de afschrijving van de huur van de lokalen en meubilair en loon voor receptiepersoneel.

13. Specifieke beroepskledij

Specifieke beroepskledij, zoals een toga voor een advocaat, een verpleegstersschort, een veiligheidshelm of -schoenen, kunt u volledig inbrengen. Gewone stadskleding zal nooit worden aanvaard als beroepskost.

14. Verzekering gewaarborgd inkomen

Alleen het deel van de premie dat economische invaliditeit dekt, is een beroepskost. Bijkomende verzekeringen voor hospitalisatie of bijzondere diensten (ziekenvervoer, gezinshulp…) zijn niet aftrekbaar.

15. Lidgelden

Lidgelden van een beroepsvereniging, vakbondsbijdragen… zijn alleen beroepskosten als er een rechtstreekse link is met uw professionele activiteit. Het lidgeld van een serviceclub mag u niet inbrengen.

16. Huur tweede woning

Als uw werkgever u verplicht dichter bij het werk te gaan wonen, of als u er zelf voor kiest om zo een abnormaal lange en moeilijke dagelijkse pendel te vermijden, dan zijn de kosten voor dat tweede huis of appartement een beroepskost. Weet dat er hierover al veel geschillen met de fiscus voor de rechtbank zijn uitgevochten.

ZO VULT U UW AANGIFTE IN

Werknemers geven het totaalbedrag van de werkelijke beroepskosten aan in vak IV bij de code 1258/2258. Voor de overige beroepsgroepen is dat in deel II van de belastingaangifte. Bedrijfsleiders vervolledigen in vak XVI de code 1406/2406, zelfstandigen met winst de code 1606/2606 in vak XVII en vrije beroepers de code 1657/2657 in vak XVIII.

door TaxCalCul 31 augustus 2025
De recente wijzigingen in de fiscale behandeling van hybride bedrijfswagens zorgen voor nieuwe mogelijkheden voor bepaalde ondernemers. Als boekhoudkantoor met ruim 40 jaar ervaring zetten we de belangrijkste punten voor u op een rij. Voor wie is de nieuwe regeling bedoeld? De nieuwe fiscale gunstmaatregelen voor plug-inhybrides zijn specifiek gericht op zelfstandigen en eenmanszaken in de strikte zin van het woord . Concreet betekent dit: U bent een natuurlijk persoon met een btw-nummer U bent onderworpen aan de personenbelasting U heeft uw activiteiten niet ondergebracht in een vennootschap Dit is een belangrijke beperking: ondernemers die werken via een BV, commanditaire vennootschap of managementvennootschap vallen buiten deze regeling. Volgens schattingen van Febiac zijn er ongeveer 190.000 zelfstandigen met een fossiele bedrijfswagen die in aanmerking komen voor deze nieuwe regels. Wat houdt de fiscale gunstregeling precies in? Voor nieuwe bestellingen in 2025 De nieuwe regeling brengt de hybride bedrijfswagen terug in het fiscale landschap. Vanaf 1 januari 2026 zijn hybride auto's opnieuw fiscaal aftrekbaar als bedrijfswagen, met een maximale aftrek die kan oplopen tot 100%, afhankelijk van de CO2-uitstoot: Hybrides met een CO2-uitstoot tot 75 gram per kilometer: aftrekbaar tot 100% Hybrides met een CO2-uitstoot boven 75 gram per kilometer: maximaal 75% aftrekbaar Let op: verandering in uitstootcijfers Hier schuilt echter een belangrijk aandachtspunt. Autofabrikanten moeten voor eind 2025 hun uitstootcijfers aanpassen aan de nieuwe Euro6e-bis norm. Deze aanpassing zal leiden tot een verdubbeling of zelfs verdrievoudiging van de uitstootcijfers, vooral bij hybride voertuigen. De exacte cijfers zullen pas eind dit jaar bekend zijn. Afbouw van de fiscale voordelen De nieuwe regeling is niet permanent: Vanaf 1 januari 2027 daalt het maximale aftrekpercentage voor nieuwe hybride bedrijfswagens met een uitstoot tot 50 gram CO2/km van 100% naar 95% Daarna daalt de maximale aftrek jaarlijks verder Na 31 december 2029 genieten nieuw bestelde hybrides geen enkele aftrek meer Hoe zit het met de tankkaart? De fiscale behandeling van de energiekosten voor uw hybride bedrijfswagen is als volgt: Elektriciteitskosten : De kosten voor het opladen van de batterij via laadpassen blijven tot eind 2026 volledig (100%) aftrekbaar. In 2027 daalt dit percentage naar 95%. Brandstofkosten : De aftrekbaarheid van de tankkaart voor benzine en diesel wordt sterk beperkt. De 50% aftrek tot eind 2027 geldt alleen nog voor auto's die vóór eind 2025 zijn besteld. Voor auto's besteld vanaf 1 januari 2026 zijn de fossiele tankkaarten niet meer aftrekbaar. Dit betekent dat het regelmatig opladen van uw hybride wagen fiscaal steeds belangrijker wordt. De oplaadkabel ongebruikt in de kofferbak laten liggen wordt een kostbare zaak. Wat als u onlangs een hybride bedrijfswagen heeft aangeschaft? Voor zelfstandigen met een eenmanszaak die vóór 31 december 2025 een hybride bedrijfswagen hebben besteld, blijft de huidige regeling van kracht. U kunt dit jaar blijven genieten van 75% aftrekbaarheid van de autokosten. Deze aftrekbaarheid wordt tot 2028 gedurende de hele gebruiksperiode vastgezet op 75%. Welke hybride wagens komen in aanmerking? Niet alle hybride voertuigen komen in aanmerking voor de gunstige fiscale behandeling. Alleen plug-inhybrides - auto's die zowel over een verbrandingsmotor als over een elektromotor beschikken én waarvan de batterij van buitenaf kan worden opgeladen - vallen onder de regeling. Bovendien moet u opletten voor 'valse hybrides'. Een auto wordt als 'valse hybride' beschouwd als: De auto per 100 kg autogewicht minder dan 0,5 kWh aan batterijcapaciteit heeft De CO2-uitstoot meer dan 200 gram per kilometer bedraagt Deze 'valse hybrides' krijgen een extra hoge fiscale CO2-uitstoot aangerekend, waardoor een groot deel van de fiscale aantrekkelijkheid wegvalt. Conclusie: wat betekent dit voor u als ondernemer? De nieuwe fiscale regeling voor hybride bedrijfswagens biedt zeker kansen voor zelfstandigen in eenmanszaken. Echter, gezien de beperkte doelgroep, de aankomende wijzigingen in uitstootcijfers en de geleidelijke afbouw van de voordelen, is het belangrijk om een weloverwogen beslissing te nemen. Bij TaxCalCul adviseren wij u graag persoonlijk over de fiscale implicaties voor uw specifieke situatie. Wilt u weten of u in aanmerking komt voor deze regeling en wat de concrete voordelen voor u kunnen zijn? Neem dan contact met ons op voor een vrijblijvend adviesgesprek. Disclaimer: Deze informatie is gebaseerd op de huidige stand van zaken. De definitieve regeling kan nog wijzigen tot de stemming en publicatie in het Staatsblad.
door TaxCalCul 22 augustus 2025
Als ondernemer wilt u natuurlijk optimaal profiteren van de vruchten van uw harde werk. Maar hoe haalt u op een fiscaal slimme manier geld uit uw vennootschap? In deze blogpost zetten we de meest voordelige mogelijkheden voor u op een rij. Waarom een vennootschap fiscaal interessant blijft Steeds meer ondernemers in de regio Antwerpen en het Waasland kiezen voor een managementvennootschap. De belangrijkste reden? Het fiscale voordeel. Met de verlaging van de vennootschapsbelasting naar 25% (en zelfs 20% voor de eerste €100.000 winst onder bepaalde voorwaarden) is dit aanzienlijk gunstiger dan de personenbelasting, waar al snel 53,5% van uw inkomen wordt afgeroomd, plus tot 20,5% socialezekerheidsbijdragen. Bovendien is een belangrijke drempel weggevallen: voor een besloten vennootschap (BV) is geen verplicht minimumkapitaal meer nodig. Tien fiscaalvriendelijke manieren om geld uit uw vennootschap te halen 1. Dividenduitkering met verlaagd tarief De meest directe manier om winst uit uw vennootschap te halen is via dividenden. Standaard worden deze belast aan 30%, maar via het VVPR-bis-regime kunt u vaak genieten van een verlaagd tarief van 15%. Let op: Er geldt een wachttermijn van drie jaar voordat u van dit voordelige tarief kunt genieten De regeling is alleen van toepassing op kapitaal ingebracht na 30 juni 2013 Heeft u al langer een vennootschap? Dan is het systeem van de liquidatiereserve mogelijk interessanter 2. Liquidatiereserve: nu nog voordeliger Met een liquidatiereserve kunt u winst fiscaalvriendelijk opzij zetten. U betaalt eenmalig 10% belasting op de in aanmerking komende winst van het boekjaar, bovenop de gewone vennootschapsbelasting. Bij stopzetting van uw vennootschap kunt u deze reserve belastingvrij uitkeren. Goed nieuws: De regering heeft besloten dat u deze reserves nu al na drie jaar kunt uitkeren tegen 6,5% roerende voorheffing (in plaats van na vijf jaar tegen 5%). Deze maatregel is sinds 1 juli 2025 van kracht. U kunt dus nu al kiezen: ofwel dividenden uitkeren tegen 6,5% roerende voorheffing na drie jaar, ofwel nog twee jaar wachten en 5% betalen. Voor nieuw aangelegde reserves geldt alleen het nieuwe regime met drie jaar wachttijd en een tarief van 6,5%. 3. Kapitaalvermindering: deels belastingvrij Een kapitaalvermindering is een derde mogelijkheid om geld uit uw vennootschap te halen. Het voordeel is dat een deel zonder roerende voorheffing kan worden uitgekeerd. Let wel op: sinds 2018 is dit niet meer volledig belastingvrij. U betaalt roerende voorheffing pro rata de verhouding van belaste reserves tegenover het kapitaal. 4. Vastgoed financieren via uw aanvullend pensioen Wist u dat u als zelfstandige of bedrijfsleider vastgoed kunt kopen met het geld dat u gespaard hebt via uw aanvullend pensioen? Via het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) of een Individuele Pensioentoezegging (IPT) kunt u fiscaal voordelig sparen. Het grote voordeel: u kunt een deel van deze gelden als voorschot gebruiken voor de aankoop van onroerend goed in België of elders in Europa. De intresten die u op deze voorschotten betaalt, kunnen lager liggen dan bij een traditionele hypothecaire lening. 5. Lening aan uw vennootschap via rekening-courant Als bedrijfsleider kunt u een lening toekennen aan uw vennootschap via uw rekening-courant. Voor deze lening of vordering ontvangt u intresten waarop u 30% roerende voorheffing betaalt. Dit is voordeliger dan uzelf loon uitbetalen, want daarop gelden de hogere tarieven van de personenbelasting plus sociale bijdragen. Voor uw vennootschap zijn de intresten bovendien aftrekbaar van de belastbare winst, in tegenstelling tot dividenden. Zorg er wel voor dat het geleende bedrag en de intresten proportioneel zijn, anders kan de fiscus die intresten alsnog als dividend beschouwen. 6. Forfaitaire onkostenvergoeding Zelfstandigen die regelmatig op verplaatsing gaan, kunnen aanspraak maken op een belastingvrije onkostenvergoeding voor binnenlandse dienstreizen. Dit kan op basis van werkelijke kosten of via bepaalde forfaits (maand- of dagvergoeding). Ook voor thuiswerk of wagenkosten kunt u forfaitaire vergoedingen uitbetalen, wat een fiscaal interessante aanvulling op uw inkomen kan zijn. 7. Opties of warranten Een minder bekende maar fiscaal interessante techniek is het toekennen van aandelenopties of warranten aan uzelf via uw vennootschap. Deze financiële instrumenten geven u het recht om aandelen te kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs. Het voordeel: de toekenning wordt forfaitair belast tegen 18% tot 23% van de waarde van de onderliggende aandelen. Na een jaar kunt u de opties uitoefenen, en de eventuele meerwaarde bij verkoop van de aandelen is onbelast. 8. Maaltijd- en/of ecocheques Maaltijd- en ecocheques zijn niet onderworpen aan belastingen of sociale bijdragen, wat ze tot een fiscaalvriendelijk onderdeel van uw verloning maakt. Ze zijn weliswaar niet aftrekbaar in de vennootschapsbelasting, maar blijven een interessante optie. 9. Verhuren aan uw vennootschap Heeft u een werkplek in uw privéwoning? Dan kunt u deze verhuren aan uw vennootschap. Op de huurinkomsten mag u een kostenforfait van 40% aftrekken, waardoor slechts 60% belast wordt in de personenbelasting. Opgelet: De huurprijs moet marktconform zijn. Bij een excessieve huurprijs kan de fiscus deze herkwalificeren als loon, waarop personenbelasting en sociale bijdragen verschuldigd zijn. 10. Vergoeding bestuurder (tantième) Tot slot kunt u uzelf vanuit de vennootschap een tantième uitkeren als beloning voor geleverde prestaties. Het voordeel is dat deze kosten aftrekbaar zijn voor de vennootschap, en dat de tantième vaak een jaar later belast wordt in de personenbelasting, wat uitstel van belasting betekent. Persoonlijk advies op maat Bij TaxCalCul begrijpen we dat elke onderneming uniek is. Met meer dan 40 jaar ervaring in boekhouding, accountancy en vennootschapsrecht helpen wij u graag bij het maken van de juiste keuzes om fiscaal optimaal te profiteren van uw harde werk. Disclaimer: Dit artikel is informatief van aard en bevat algemene informatie. Voor specifiek advies toegespitst op uw situatie raden wij aan contact op te nemen met een van onze adviseurs. De fiscale regelgeving kan wijzigen, dus raadpleeg altijd een professional voor de meest actuele informatie.
door TaxCalCul 11 augustus 2025
Als ondernemer met een vennootschap wilt u natuurlijk op de meest fiscaal voordelige manier geld uit uw bedrijf halen. De liquidatiereserve is daarbij een waardevol instrument. Maar let op: de spelregels veranderen binnenkort. In deze blogpost leggen we uit wat dit voor u betekent en of het interessant kan zijn om opgebouwde liquidatiereserves sneller uit te keren.
Laad meer berichten